Disconnectie in de fysieke ruimte
Architecten zijn geneigd om de realiteit te vereenvoudigen. In 1933 worden door Le Corbusier en zijn tijdsgenoten op het vierde Congrès Internationaux d’Architecture Moderne de zones van de ‘functionele stad’ gedefinieerd: wonen, werken, transport, ontspanning en cultuur. Door deze zones van elkaar te scheiden, ambieerden de modernisten een gezondere, aangenamere en efficiëntere stad. Vandaag weten we dat monofunctionele zones niet leefbaar zijn en dat het onmogelijk is om deze zones achteraf met elkaar te verbinden op een efficiënte, gezonde en veilige manier. De aanleg van nutsvoorzieningen en wegen, het organiseren van vuilophalingen en thuiszorg: dit zijn zware publieke uitgaveposten. Bovendien verhoogt onze auto-onafhankelijkheid het risico op ongevallen en vereenzaming van de verouderende bevolking buiten de stadskern. (VL BWMSTR meerjarenplan 2017 – 2020).
"Zoveel meer potentieel is te vinden in verbindingen die samenwerkingsverbanden worden"
Hyperconnectiviteit in de digitale ruimte
Wat een halve eeuw geleden science fiction was, is vandaag realiteit. Alledaagse gebruiksvoorwerpen staan met elkaar in verbinding en wisselen data uit via het internet, sociale media organiseren intermenselijke connecties in een digitale ruimte en supercomputers kunnen onze leefomgeving aan onze noden aanpassen op basis van data-analyse. We leven in tijden van digitale hyperconnectiviteit. Wat kunnen we als ontwerpers van de fysieke ruimte hieruit leren?
Nieuwe inzichten
In deze tekst ga ik kort in op twee vaststellingen. Ten eerste, connectie is essentieel. Het internet heeft in vele aspecten een grote, positieve impact gehad op onze levens en dit door ‘simpelweg’ een netwerk van connecties te creeëren. Ten tweede, top-down, rigide connecties domineren het internet. Gebruikers kunnen niet ingrijpen op het platform waarvan zij gebruik maken. Als architect zie ik hierin een parallel met statische gebouwen en adynamische stedenbouwkundige lay-outs die niet kunnen reageren op veranderingen. Het zijn éénrichtingsverbindingen. Zoveel meer potentieel is te vinden in verbindingen die samenwerkingsverbanden worden.
Een architectuur van samenwerkingen
Het verborgen vermogen van zo’n samenwerkingsverbanden kan worden geïllustreerd aan de hand van ecosystemen in de natuur. Afval voor de één is voedsel voor de ander. Zulke verbindingen kan architectuur ook organiseren. Wanneer een park en een wijk gunstig gesitueerd zijn ten opzichte van elkaar, zijn verschillende positieve kruisbestuivingen mogelijk. Het park hoeft niet enkel recreatief te zijn, maar er kunnen ook eetbare en waterzuiverende gewassen worden geteeld. In ruil voor vers water en groenten en fruit voorziet de wijk het park van bemesting en CO2. Het vogelgezang in de ochtend krijgen de bewoners er gratis bij.
"Door verbindingen éérst te ontwerpen kunnen we ze beter vormgeven en slimme samenwerkingen induceren"
Een ander voorbeeld is het ontwerpen van gebouwen die net als lego uit elkaar kunnen worden genomen. Met de bouwblokken kan nadien weer een nieuwe structuur worden opgetrokken. Op die manier wordt sloopafval gelimiteerd en houden we onze kostbare grondstoffen in omloop.
Slimme samenwerkingen
We kunnen lessen trekken uit onze digitale connectiviteit om te bepalen welke verbindingen mogelijk en wenselijk zijn. Door verbindingen éérst te ontwerpen kunnen we ze beter vormgeven en slimme samenwerkingen induceren. Het is de globale schaal en holistische aard van de samenwerkingen die volgens mij de sleutels zijn tot sociaal welzijn, klimaatstabilisatie en economische welvaart.