Dido's ossenvel, uit de Aeneis van Vergilius

Oorsprong van de stad

Opinie

Dido vroeg een lap grond niet groter dan de omtrek van een ossenvel. De anekdote uit de Aeneïs is mind-blowing, van een afgrondelijke diepzinnigheid: de sleutel tot de oorsprong van de stad.

De stad is een uitsnijding van cultuur uit de chaos en ‘ongeborgenheid’ of onherbergzaamheid van de natuur.

Dido, zo vertelt Vergilius, was op de vlucht voor haar broer Pygmalion en, kennelijk wanhopig en ten einde raad, vroeg ze aan koning Iarba of ze een lap grond kon krijgen niet groter dan de omtrek van een ossenvel. De koning dacht dat hij niets te verliezen had. Dido kreeg haar ossenvel. Ze sneed echter de huid in ragfijne repen en maakte er een grote cirkel mee rond een heuvel. Dit gebaar van de grote cirkel was de stichting van Carthago…

Ook in de wiskunde bestaat een probleem dat heet ‘Dido’s probleem’. Het vraagstuk van de grootst mogelijke oppervlakte met de kleinst mogelijke omtrek. Nu, daar kunnen we voorlopig weinig mee, maar de anekdote uit de Aeneïs is mind-blowing, van een afgrondelijke diepzinnigheid: de sleutel tot de oorsprong van de stad…

Beginnen we bij de aflijning, de cirkel. De stad is een uitsnijding, een stuk gesneden uit de natuur. Deze snede is ingrijpend. Het is het onderscheid tussen nomos en fusis, tussen norm of wet en natuur.

“De stichting van de stad is een tijgersprong van natuur naar cultuur.”

De stad is, zeker op het moment van zijn rituele stichting, een absolute cirkel, een uitsnijding, een magische cirkel en speelveld, een temenos. Temenos betekent letterlijk: snede, uitsnijding, maar is in het Oudgrieks de aanduiding voor tempel. Een tempel is een heilige uitsnijding uit het profane. De stad is in zekere zin ook zo’n uitsnijding: daar waar natuur was, opent zich een culturele ruimte. Er is in zekere zin een absoluut verschil tussen binnen en buiten. Binnen heerst de nomos, de wettelijke orde van de mens. Buiten heerst de fusis, de natuur, het recht van de sterkste, de wetteloze natuurtoestand, de oorlog van allen tegen allen. De polis, de mensenstad, is niets anders dan de negatie van de natuurtoestand. (Ergo: politiek is de negatie van de natuurtoestand).

De stichting als het trekken van de grens tussen binnen en buiten is ook de introductie van het onderscheid tussen wij en zij, eigen en vreemd. En dus de oorsprong van vijandigheid. De stichting van de stad is niet alleen het openen van een ruimte maar ook vooral een ‘sluiting’, een bescherming, een vesting. Marshall McLuhan schrijft daarover, op de hem eigen visionaire wijze: ‘the city itself is traditionally, a military weapon, and it is a collective shield, an extension of the castle of our very skins’.

“De stad is een militaire constellatie, een schild, een prothese voor onze al te tere huid. Als kleren de tweede huid zijn en architectuur de derde, dan is de stad onze vierde huid.”

Dat is uiteraard een oergegeven: de stad is niet alleen een vestiging, maar ook een vesting, een vaak ommuurde verschansing tegen invallende barbaren of vijandelijke steden. Dat ossenvel symboliseert misschien dit oerbesef van de stad als vierde huid. De stad herbergt de mens, is dus (heidereggeriaans gezegd) de ‘berging’ van de mens. Berging betekent in het Vlaams ‘voorraadkamer’. En inderdaad is de stad de plek waar de rijkdommen van de omgeving worden verzameld en opgetast. Marxisten zouden zeggen: ‘de stad is de ultieme plaats voor de accumulatie van kapitaal en de surplus-productie’.

“Vandaar dat de stad vaak geassocieerd wordt met luxe en decadentie, van de hangende tuinen van Babylon tot onze shopping streets, luxetenten of red-light districts.”

 

  • Dido en de stichting van de stad

    Dido en de stichting van de stad

In elk geval: de stad is de plek van berging, van ‘herbergzaamheid’, van geborgenheid maar ook van accumulatie, verzameling (van levensmiddelen, werktuigen, wapens en buit). Daarom is de absolute scheiding tussen binnen en buiten natuurlijk niet mogelijk en niet houdbaar. De stad heeft openingen nodig, openingen voor verkeer, voor het heen en weer, het verkeren van mensen en goederen, voor de drukte van de stad als knooppunt, voor de stofwisseling met de omgeving. Men kan de mensenstad, de orde van de polis, de politieke orde niet naturaliseren, want de polis is en blijft het tegendeel van de fusis, de natuur.

De architectuurhistoricus Joseph Rykwert vertelt (in zijn tekst over ‘de idee van de stad’) dat de stad Rome gesticht werd door met een ploeg een cirkel te trekken. En de openingen in die cirkel zijn de plekken waar de ploeg even gedragen wordt en dus geen groef trekt, geen lijn. Dat zou de oorsprong zijn van het woord ‘porta’, van het Latijnse werkwoord ‘portare’: dragen.

“De poort is de onderbreking van de gesloten cirkel van de stad door het dragen van de ploeg.”

Wat er voor mij zo betekenisvol is aan die op zich vrij willekeurige anekdote over de oorsprong van het woord ‘poort’, is dat dit gebaar van het opheffen van de ploeg, als ritueel gebaar, het openbreken van de magische sluiting van de cirkel, de temenos, tastbaar maakt. De grens van de stad is een drempelruimte, zeker de poort: de onderbreking van de grens, de opening in de gesloten cirkel. De poort is daarom een liminale ruimte, een overgangsruimte. De doortocht door de poort is nooit neutraal, vandaar de triomfpoorten en triomfbogen. Vandaar de blijde inkomsten, enzovoort. Een stad wordt gesticht door de sluiting, maar veroverd door zijn openingen. In die zin is de feestelijke intrede van de vorst na de onderwerping, een herhaling van de stichting.
[…]

Lees het vervolg van dit artikel op www.dewereldmorgen.be

Geschreven door
Lieven De Cauter (cultuurfilosoof)

Lieven De Cauter is filosoof, kunsthistoricus, schrijver en activist. Hij doceert aan het departement Architectuur van de KU Leuven en de mediaschool RITCS. Hij publiceerde o.a. Archeologie van de kick (1995, tweede editie 2009), The Capsular Civilization (2004, ook in het Nederlands), De Oorsprongen of het boek der verbazing (2011), het compendium De Alledaagse Apocalyps. Van Nine-eleven tot de Arabische Lente (2011), Entropic Empire (2012), en recent Metamoderniteit voor beginners (2015). Hij is medesamensteller van Dat is architectuur (2001), Heterotopia and the City (2008) en Art and Activism in the Age of Globalization (2011) en ten slotte ook mede-auteur van het Klein lexicon van het managementjargon (2016).

Schrijf je in op onze nieuwsbrief